Op 4 september 1944 wordt Antwerpen bevrijd door het Britse leger. Maar de inwoners van Merksem en Ekeren moeten nog een maand wachten voordat ook zij van de vrijheid kunnen proeven. In die periode wordt nog hevig gevochten, met honderden doden tot gevolg. Verpleegkundige Marguerite Deckers zet zich in die periode in voor gewonde burgers en Britse soldaten.
Na de invasie op de stranden van Normandië op 6 juni 1944 trekken de geallieerde troepen snel noordwaarts. Het Britse leger krijgt de opdracht om naar Antwerpen te trekken. In de stad wordt gesproken over de nakende bevrijding na meer dan vier jaar bezetting door nazi-Duitsland. Het is in deze periode dat de 44-jarige verpleegkundige Marguerite Deckers thuis het bezoek krijgt van een politieagent. De man zegt niet hoe hij heet, maar heeft een bijzondere vraag. Dat vertelt Marguerite decennia later in een gesprek met Jacques Boone, de echtgenoot van haar nicht.
“Hij (de politieagent – red.) haalde een driekleurig lint uit zijn zak en zei: ‘Je zult op de vlag zweren trouw te zijn aan het vaderland.’ Hij zag dat ik achterdochtig was. Ik antwoordde: ‘Ik heb u niets te vertellen. Hoe kent u mij?’ ‘Ik ken je hele leven, ik weet wat je doet en ik kan op je rekenen.’”
De agent beweert Marguerites oom te kennen en raadt haar aan om bij hem na te gaan of hij te vertrouwen is, wat ze ook doet. Haar oom stelt Marguerite gerust en wanneer de agent later terugkeert, stemt ze in om hem te helpen bij een ‘patriottische aangelegenheid’. Op zijn vraag spreekt ze Marthe Schobbens aan om haar daarbij de vergezellen. “En toen gingen de dagen voorbij. Antwerpen zou weldra bevrijd zijn, werd ons gezegd, en het zou tijd zijn om te vertrekken. (…) Juffrouw Schobbens en ik wachtten op de politieagent. De Duitsers begonnen Antwerpen te verlaten en de politieagent daagde niet op.”
Witte zakdoek
Begin september steken de Duitsers het Albertkanaal over in noordelijke richting en bouwen er stevige verdedigingslinies uit. Gedurende een maand blijft Merksem bezet gebied terwijl grote delen van Antwerpen al bevrijd zijn. Vanuit respectievelijk de Schijnpoort en het Fort van Merksem bestoken de Britse en Duitse troepen elkaar.
Hoewel ze geen contact meer heeft met de agent, zet Marguerite zich samen met Marthe in om de Britse troepen te ondersteunen. Op een dag gaan ze met een bootje het Albertkanaal op, enkel beschermd door een witte zakdoek. Aan de Merksemse zijde van het kanaal houden Duitse soldaten hen in de gaten vanuit ‘de margarinefabrieken’. “We moesten een paar Engelse doden gaan ophalen die in het Albertkanaal dreven. (…) Juffrouw Schobbens en ik vertrokken (…) met een bootje op het Albertkanaal om de overkant te bereiken waar de Duitsers ons observeerden. We durfden onze ogen niet op te heffen om de geweren op ons gericht te zien, maar ze hebben nooit op ons geschoten. We wikkelden touwen om twee lijken. We sleepten ze met ons bootje, tot we de andere oever bereikten. We brachten ze naar het Sportpaleis, waar de Britten op ons wachtten. Iedereen stond in de rij om ons te groeten. We waren erg ontroerd en we huilden. Alle soldaten brachten de militaire groet (…) en sommigen huilden.”
Bij de gevechten worden ook burgers getroffen. Ook zij kunnen rekenen op de hulp van Marguerite en Marthe. “Er waren er een paar die in het hoofd geraakt waren, die we moesten afvoeren, en waarvan de hersenen eruit kwamen. Maar er waren er ook een paar met een doorboorde arm, een doorboorde dij, (waaronder) onze aalmoezenier. Ik wilde het bloeden doen stoppen, legde mijn hand erop en legde er ondertussen een kompres op. En we hebben hem gered, maar we hebben twee of drie uur moeten opereren om de kogel te vinden.”
Doorzeefd door granaatscherven
De hulpverleningsacties van Marguerite en Marthe zijn niet zonder gevaar. Bij een ervan raakt Marthe ernstig gewond. “We zaten tegenover het Sportpaleis, dat bewoond werd door de Britten, die hun observatiepost onder het dak (…) hadden ingericht. De bommen floten constant om ons heen. We raapten de gewonden op zo goed als we konden, soms sleepten we ze onder onze oksels om ze te beschermen. Hoe dan ook, op een dag zaten we 's middags op de luifel van dit kleine huisje, vertrouwend op de voorzienigheid. Plotseling vielen er 17 bommen - ik zeg 17, we hebben ze geteld - tussen ons en het Sportpaleis en werden we doorzeefd met granaatscherven. Vijf van mijn kameraden werden geraakt, één in het voorhoofd, één in de maag, twee in de longen en mijn vriendin, juffrouw Schobbens werd van schouder tot heup doorboord door granaatscherven. Ze was dodelijk gewond. (…) Ik vroeg om hulp en zei: “Ze gaat dood’. (…) Marthe was verschrikkelijk, ze was in tweeën gesneden. De scherf van de bom was hier binnengekomen en had zich daar genesteld, en had tegelijkertijd een stuk van haar kleding meegenomen."
Met een taxi wordt Marthe afgevoerd naar het Sint-Vincentiusziekenhuis in Antwerpen, vergezeld door Marguerite. Daar krijgt Marthe eerst de ziekenzalving, wat wil zeggen dat ze in stervensnood verkeert. Daarna wordt ze geopereerd. Uiteindelijk wordt ze gered, volgens Marguerite omdat een Engelse dokter erop aandringt haar als “heldin” een injectie met penicilline te geven. Het medicijn is nog vrij nieuw en erg duur. Marguerite vertelt dat Marthe zal overleven, “na maanden van lijden”.
Bevrijding van Merksem
Van de politieagent hoort Marguerite niets meer in die periode. Achteraf verneemt ze van diens echtgenote dat hij intussen naar Duitsland was gedeporteerd, waar hij kort voor de bevrijding van Antwerpen stierf. In de nacht van 2 op 3 oktober 1944 steken Canadese soldaten het Albertkanaal over. Daarbij krijgen ze hulp van het verzet. Samen met Britse, Poolse, Amerikaanse en Belgische troepen verdrijven ze de Duitse divisies en wordt eindelijk ook Merksem bevrijd.