Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

Wat eten we vandaag? - Egodocumenten over voedsel en schaarste

Het MAS verzamelde objecten, verhalen en documenten in aanloop naar de nieuwe expo ‘Stad in oorlog. Antwerpen, 1940-1945’. Een thema waarover iedereen iets te vertellen heeft, is eten. Wat eten we vandaag? Het is een terugkerende vraag van alle dag en in de oorlog eens zo belangrijk. Een aantal documenten uit de verzamelronde geeft een unieke inkijk in de Antwerpse oorlogskeuken. 

In oorlogstijd is voedsel schaars, zeker in een land als België dat voor zijn voedsel in grote mate afhankelijk is van import. Na de Duitse inval in mei 1940 stokt de import en treedt er schaarste op. Vooral in de steden is die schaarste voelbaar. Een ingewikkeld rantsoeneringssysteem houdt de voedselbedeling onder strakke Duitse controle. Alle basisproducten zijn gerantsoeneerd en enkel met zegeltjes te verkrijgen. Maar de hoeveelheid voedsel die je voor je zegels krijgt, neemt in de loop van de oorlog af. Antwerpenaren proberen op creatieve manieren hun rantsoen aan te vullen.

Een weekmenu

De 12-jarige Antonia Kruithof woont dicht bij Park Den Brandt. Ze houdt een schriftje bij met mopjes, versjes, een opstel, stukjes dagboek, maar ook een weekmenu. Van 19 tot 29 maart 1941 noteert ze dagelijks alles wat ze eet. Het weekmenu leest als een repetitieve opsomming. Met boterhammen in de ochtend en avond, ’s middags een warme maaltijd met regelmatig knollen, bonen en erwten.

Onderaan schrijft ze een opmerking: ‘Later wel slechter brood doch zulk eentonig eten was het niet meer, daar we aardappelen hadden.’ In de eerste dagen zijn er geen aardappelen te bespeuren in het weekmenu. Ze zijn nochtans deel van het basisvoedsel onder rantsoen, maar het aardappel- en broodrantsoen slinkt al na enkele oorlogsmaanden met bijna de helft.

De rantsoenen verkleinen, maar ook de kwaliteit vermindert. Witbrood wordt een luxeproduct. Brood bestaat uit meer water, waardoor de voedingswaarde afneemt. Door een schaarste aan graan zoeken bakkers naar surrogaten, zoals aardappelmeel, om het deeg mee aan te vullen. Het oorlogsbrood is donker, kleverig en smaakt ellendig. De gemiddelde calorie-inname van Belgen tijdens de oorlog slinkt. Kinderen worden geremd in hun groei door ondervoeding.
 

Handgeschreven document met titel "Het eten in den oorlog'

Schriftje van Antonia Kruithof. Collectie MAS, MAS.0341.032

Een brief als boodschappenlijstje

Om het oorlogsdieet aan te vullen spreken veel Antwerpenaren hun contacten op het platteland aan. De Deurnse bankbediende August Weyns correspondeert tijdens de oorlogsjaren met zijn zus en schoonbroer in Limburg. In de correspondentie is er één constant thema: eten, en vooral het gebrek daaraan. In november 1940 schrijft August Weyns: ‘Nieuws is hier niet, altijd maar dezelfde miserie van rantsoenkaarten en zegels […]’. 

De schaarste is minder voelbaar op het Limburgse platteland. Daarom is het niet verwonderlijk dat verschillende brieven als een boodschappenlijst lezen. In augustus 1940 vraagt August Weyns: ‘Margarine, vet, reuzel, spek is hier haast niet te krijgen daarom zoudt u ons groot plezier doen […] er ons wat mee te brengen. Vooral margarine.’ In een andere brief van 16 januari 1941 beschrijft August hoe moeilijk het is om het rantsoen margarine te ontvangen: ‘Verleden dinsdag heeft Lucie volle drie uren op straat in de kou gestaan en dan had ze 120 gram boter verdiend.’ Lange wachtrijen en niet-gedekte rantsoenen blijven de hele oorlog lang een probleem.

Een aantal dagelijkse producten, zoals eieren of vlees, verdwijnt bij vele gezinnen van het menu. Ook de familie Weyns kan in februari 1941 niet meer aan vlees geraken. ‘Al de beenhouwers hebben doodgewoon gesloten. Nu, wij zullen het zonder vleesch ook wel stellen en noodgedwongen maar vegetariër worden.’ De grote haringvangst van 1942 brengt variatie in het dieet. In massa wordt de vis aangerukt in de steden. Tot ver in 1943 eten Antwerpenaren haring. Daarover schrijft August Weyns op 12 februari 1943 aan zijn schoonfamilie: ‘Waar u nog spek heeft, stellen wij ons content met haring. Het is wel niet zoo lekker, maar heeft toch ook eene hooge voedingswaarde, wordt er beweerd.’

Potage de guerre

Ook in Antwerpen lachen burgers hun miserie weg. De voedselschaarste is regelmatig onderwerp van spot. Een voorbeeld zijn de humoristische menu’s die Antwerpenaren opstellen. Een feest tijdens de oorlog? Het kan, maar een feestmaal organiseren is niet evident. Het Antwerpse koppel Emilie van den Akker en Fernand De Mey gaan trouwen in maart 1941 en dat vieren ze op 26 december 1940 met een verlovingsfeest. Op het menu staan potage de guerre (oorlogssoep) en sous-marin torpillé (getorpedeerde duikboot) en vele andere woordmopjes. Welk eten er effectief op tafel is gekomen, kunnen we enkel raden. Hopelijk heeft het de gasten gesmaakt!
 

Document met titel 'Ravitaillement'

Verlovingsmenu van Emilie van den Akker en Fernand De Mey. Collectie Jef De Mey.

26 eieren en 1/2 kilo boter

Ook na de bevrijding blijven voedingsmiddelen gerantsoeneerd. De Antwerpse Céline Scheffer probeert het karige rantsoen aan te vullen door bij bevriende boeren in de Kempen boter en eieren te halen. Dat is buiten de Rijkswacht van Rijkevorsel gerekend. Op 26 oktober 1944 wordt ze op heterdaad betrapt op smokkel en alle etenswaren worden aangeslagen. In haar mand zitten 26 eieren en een halve kilo boter. De zwarte markt tiert welig tot 1946 en de laatste voedingsmiddelen staan op de bon tot 31 december 1948. 

Document met titel 'Ontvangstbewijs van aangeslagen waren'

Aanslagbiljet van de Rijkswacht in Rijkevorsel. Collectie MAS, MAS.0341.010.003

Meer objecten en verhalen zijn vanaf 8 september 2023 te zien in de expo ‘Stad in oorlog. Antwerpen, 1940-1945’.

Cookies opgeslagen