Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

Open Huizen: meester Tom vertaalde het oorlogsdagboek van Jacob Lemel

Tom De Brabander is meester in het vierde leerjaar op basisschool Klavertjevier in Berchem. Toen hij de oude stamboeken van zijn school terugvond, zag hij daar heel wat Joodse namen in de leerlingenregisters staan. Tussen 1940 en 1942 werden de meeste van deze kinderen uitgeschreven uit de school. Eén van die namen was David Lemel, een kleuter die met zijn ouders en broertje in de Boomgaardstraat in Berchem woonde. In 1940 al vluchtte het gezin weg uit Antwerpen. Voor David was dat het begin van een lange lijdensweg van vluchten, onderduiken, pesterijen, arrestatie en deportatie. Meester Tom reconstrueerde het verhaal van de familie Lemel aan de hand van de memoires van hun vader Jacob Lemel.  

Jacob Lemel was een Joods journalist en schrijver voor verschillende Antwerpse kranten. Hij trouwde met Dyszka Zolty en het echtpaar kreeg twee kleine kinderen: David en Berel. Toen in mei 1940 de oorlog uitbrak en de Duitsers Antwerpen binnenvielen, besloten Jacob en Dyszka dat het veiliger zou zijn om de stad te ontvluchten. Net als duizenden andere Antwerpenaren namen ze de tram en de boot naar Linkeroever. Het gezin vond een eenvoudig onderkomen in Melsele, waar ze de eerste weken van de oorlog bijna in een vakantiestemming beleefden: de omgeving was mooi en landelijk, de zon scheen, en de dagen gingen rustig voorbij. Toen na enkele weken bleek dat Antwerpen weer relatief veilig was, keerde het gezin terug naar de stad. Maar die schijnbare veiligheid was van korte duur. 
 

In 1940 vaardigde de Duitse bezetter de eerste verordeningen tegen Joden uit. Joodse mensen moesten zich registreren in een speciaal Jodenregister. Ze kregen een stempel op hun paspoort. Het werd moeilijker om zelf handel te drijven. Ze werden lastiggevallen op straat, of zonder reden opgepakt. Jacob werd ongerust door dit groeiende antisemitisme onder de bezetter en een deel van de bevolking in Antwerpen. Eind 1940 trok het gezin opnieuw weg uit de stad, ditmaal naar Lier – waar ze, dat hoopte Jacob althans, een redelijk anoniem en onopgemerkt bestaan konden leiden. 

Maar de Joodse afkomst van de familie Lemel bleef niet lang onopgemerkt in hun nieuwe stadje. David, amper vier jaar oud en perfect tweetalig, weigerde door de stress van de verhuis plots om Nederlands te spreken. Zijn Jiddische woorden trokken de aandacht, en zodra de buren in Lier beseften dat de nieuwe bewoners Joden waren, begonnen de pesterijen. Vreemde blikken, gefluister, belletje trek. Intussen gingen ook de alledaagse beslommeringen door voor de familie Lemel. David moest zijn amandelen laten trekken. Berel moest geopereerd worden aan zijn poliepen. Jacob probeerde tegelijkertijd zijn familie te beschermen én een goede vader te zijn. Maar de angst en de stress van de oorlog werden hem soms te veel. 

In juni 1942 werd de Jodenster ingevoerd in Antwerpen. Jacob beschrijft de kafkaiaanse chaos wanneer hij de stad inging om zijn ster op te halen. Het dragen van de Jodenster was reeds verplicht, maar de sterren waren nog niet geleverd, met opschudding en paniek onder de aanwezige Joden tot gevolg. In de zomer van 1942 werd de sfeer nog grimmiger. Joden mochten niet meer naar het park of naar de cinema. De Gestapo en de Antwerpse politie pakten Joden op in de straten en de stations. ’s Nachts vielen ze de huizen van Joodse families binnen en namen ze iedereen mee. De angst en de paranoia achtervolgden Jacob nu overal. 

In september 1942 werden Dyszkas broer en zus opgepakt. Hun twee kinderen konden vluchten, en zochten onderdak bij tante Dyszka en oom Jacob in Lier. Maar Jacob stuurde de kinderen onder veel protest toch naar Mechelen, naar hun gearresteerde moeder, naar de Dossinkazerne – zonder ten volle te beseffen dat hij hen daarmee ook de dood injoeg. Hij was bang dat de twee extra kinderen in huis hun hele familie in de problemen zouden brengen. ‘Ik heb een fout gemaakt,’ schrijft Jacob daar later over in zijn memoires. ‘Nonkel, je gaat ons nooit terugzien,’ waren de laatste woorden van zijn neef Benno. Ook zijn vrouw Dyszka was geschokt en woedend om Jacobs beslissing: ‘Wat heb je gedaan?’ 

Het voorval deed Jacob besluiten dat ook zijn eigen zonen niet langer veilig waren. Hij zocht een onderduikadres voor de jongens, en vond een gezin in de straat dat hen wilde opvangen. Maar David en Berel werden er gepest en geslagen door de zoon van het gastgezin. Jacob durfde er niets over te zeggen, bang als hij was dat ze verraden zouden worden. Hij voelde zich machteloos, was bang en depressief, maakte meer en meer ruzie met zijn vrouw. 

In 1943 begonnen de zaken stilaan beter te gaan. ‘Er is een mirakel gebeurd,’ schrijft Jacob. ‘Ze zijn ons vergeten.’ David en Berel kwamen terug thuis wonen. Dyszka kondigde aan dat ze een dochter wilde. In maart 1944 werd Mireille Bella geboren, een prachtige baby. Op 6 juni  1944, D-day, landden de geallieerden in Normandië. Het einde van de oorlog leek in zicht, het gezin Lemel had nieuw familiegeluk gevonden.

Maar Jacob kon er niet van genieten. Alsof hij voelde dat er iets ergs zou gebeuren. Op 9 juni 1944 ging hij naar de bakker om een brood op te halen. Toen hij terugkwam, waren Dyszka, David, Berel en de kleine Mireille Bella allemaal meegenomen. Waarschijnlijk verraden. Opgepakt door de Gestapo. Jacob verborg zich in de buurt, zwierf wanhopig van huis naar huis, keerde soms in het geheim terug om post op te halen. Er kwamen nog enkele brieven uit de Dossinkazerne. Daarna niets meer. Op 31 juli 1944 werden Dyszka en haar drie kinderen met het laatste transport uit Mechelen naar Auschwitz gevoerd. Ze werden er meteen na aankomst vermoord. 

Jacob schreef zijn memoires over de oorlog neer in het Jiddisch in juli 1944 op basis van dagboeknotities, en hield een dagboek bij tot het einde van de oorlog. Hij publiceerde zijn memoires in Brussel. Ze vormen een ongelooflijk gedetailleerde weergave van het verloop van de oorlog in België, maar ook van de complexiteit van menselijke emoties en gedrag, van tragische keuzes en onmogelijke dilemma’s. Jacobs memoires worden bewaard in de Steven Spielberg Digital Yiddish Library

In het kader van Open Huizen vertaalde Tom De Brabander deze memoires uit het Jiddisch. Hij bracht een aangrijpende, gedetailleerde en persoonlijke getuigenis van dit Joodse oorlogsverhaal in Klavertjevier in Berchem, de kleuterschool waar David lang geleden naar school ging. 

Open Huizen

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen in Antwerpen zo’n 25.000 dodelijke slachtoffers door vervolging en geweld van het naziregime. Vele anderen liepen psychische, lichamelijke en materiële schade op. Open Huizen houdt de herinnering aan deze mensen levend. Het zijn kleine herdenkingen voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Vertellers, bezoekers en bewoners delen verhalen over stadgenoten op  bijzondere locaties waar slachtoffers woonden en werkten. 

De eerste editie van Open Huizen vond plaats op 9 en 10 oktober 2021. 
 

Cookies opgeslagen