In januari 1933 komen Adolf Hitler en zijn nationaalsocialistische partij aan de macht in Duitsland. Duizenden inwoners van het Reich slaan op de vlucht. Daarbij zijn veel Joden. Maar ook politieke tegenstanders, vooral uit de verboden linkse partijen, proberen naar België uit te wijken. Zo willen ze de concentratiekampen ontlopen. In het FelixArchief vinden we een aantal vreemdelingendossiers die getuigen van hun aanwezigheid in Antwerpen en van hun vaak turbulente leven. Opmerkelijk: het leven van de vluchtelingen van negentig jaar geleden verschilt nauwelijks van dat van wie vandaag op de vlucht is.
De Belgische regering probeert in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog de vluchtelingenstroom in te dijken, onder meer door weinig verblijfs- of doorreisvisa uit te reiken. Veel vluchtelingen kiezen dan ook voor een illegaal verblijf in België. Alleen al in 1933 belanden naar schatting 5000 vluchtelingen vanuit Duitsland in België. Tussen 1936 en 1938 komen er daar nog eens 10.000 bij. Na de Kristallnacht in november 1938 verdubbelt de maandelijkse instroom. Tussen maart 1938 en januari 1939 komen 12.000 Joodse vluchtelingen het land in. Om de toestroom van vluchtelingen de baas te kunnen, opent de Belgische overheid een aantal opvangkampen. Maar de meeste vluchtelingen belanden in de grote steden. Daar zijn ze vooral bezig met overleven en met hun verdediging tegen de administratieve en juridische mallemolen.
Friedrich Wilhelm Wember: onderwijzer wil intreden in klooster
Friedrich Wilhelm Wember wordt geboren op 25 mei 1888 in Mengede, een stadswijk van Dortmund. De onderwijzer raakt in 1936 in conflict met het naziregime. Een tijdlang wordt hij opgesloten in het concentratiekamp van Esterwegen. Daar belanden vooral communisten, maar ook sociaaldemocraten, pacifisten, vakbondsleden en intellectuelen. De gevangenen moeten er vooral veengrond ontginnen, in erbarmelijke omstandigheden. Kort na zijn vrijlating vlucht Friedrich Wilhelm Wember naar Oostenrijk. Zonder de vereiste documenten verblijft hij er illegaal. Maar het leven als Duitse vluchteling wordt er onmogelijk onder druk van de nazi’s. Na tien maanden moet hij alweer verder vluchten.
Zo belandt Friedrich Wilhelm Wember in oktober 1937 in Antwerpen. Daar probeert het Katholiek Komiteit voor Slachtoffers van Geloofsvervolging een verblijfsvergunning voor hem te verkrijgen. Wember geeft aan dat hij als broeder in een klooster wil intreden en naar Ierland wil. Voorlopig blijft hij echter in Antwerpen, in de Breydelstraat 28 en in de Duboisstraat 41.
Het is onduidelijk wat er precies met hem gebeurt wanneer Duitsland in mei 1940 België binnenvalt. Vlucht hij naar Frankrijk? Of wordt hij gearresteerd door de Belgische overheid en naar Frankrijk overgebracht? In elk geval arresteert de Gestapo hem op 28 november 1940 in Parijs en plaatst hem in Schutzhaft, een regime van tijdelijke opsluiting zonder gerechtelijke uitspraak.
Via de gevangenis van Metz komt Friedrich Wilhelm Weber op 6 juni 1941 terecht in het concentratiekamp Buchenwald. Daar verblijft hij bijna vier jaar, tot zijn ontslag op 28 april 1945 uit het kampziekenhuis waar hij met griep is opgenomen. Op dat ogenblik is het kamp al zeventien dagen bevrijd door Amerikaanse troepen. We weten niet wat er nadien met hem is gebeurd.
Wilhelm Hellwig: de zoektocht naar een geschikte verblijfplaats
Op 28 maart 1900 komt Wilhelm Hellwig ter wereld in de Duitse stad Moers. Net als Friedrich Wilhelm Wember maakt hij al in de eerste jaren van het naziregime kennis met het Duitse gerecht. Zijn anti-nationaalsocialistische houding is daar niet vreemd aan. Van 23 maart tot 20 juli 1937 verblijft hij in het concentratiekamp van Sachsenhausen. In die periode worden daar vooral communistische politieke gevangenen ondergebracht.
Ook Hellwig vlucht op 22 januari 1938 na deze ervaring weg uit Duitsland omdat hij een nieuwe arrestatie vreest. Zo belandt hij in Antwerpen, zonder paspoort, visum of andere identiteitsdocumenten. Hij is in het gezelschap van zijn zeven jaar jongere echtgenote Helene Wagner en hun achtjarige dochter Helene Hellwig. Ze wonen er op verschillende adressen, onder meer in de Sint-Elisabethstraat 48.
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog lijkt het gezin op zoek naar een geschikte verblijfplaats. Eerst vertrekken ze op 10 februari 1939 uit Antwerpen om op verschillende plaatsen te verblijven. Niet veel later, in april 1939, belanden ze weer in Antwerpen. Daar krijgen ze voedsel van de zusters Franciscanessen in de Congostraat. Dat loopt al snel mis: de familie Hellwig wordt uitgesloten van de bedeling “wegens brutaal optreden”. Wilhelm Hellwig probeert rond die tijd opnieuw aan een verblijfsvergunning te raken, in afwachting van een eventueel vertrek naar Zuid-Amerika. Maar al op 22 april 1939 vertrekt het gezin opnieuw, mogelijk naar Frankrijk. Daar raken we het spoor bijster.
Alfred Ingwer: opgejaagd wild als Jood en linkse militant
Op 19 juni 1905 ziet Alfred Ingwer het levenslicht in Berlijn in een Pools-Joods gezin. Als twintiger verdient hij zijn brood bij een uitgeverij. Intussen werkt hij mee aan Sozialistische Monatshefte, een tijdschrift in de marge van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Na het aantreden van de nazipartij in 1933 is Alfred Ingwer als Jood en als linkse militant opgejaagd wild. In 1934 wordt hij korte tijd gearresteerd en ondervraagd door leden van de Sturmabteilung (SA), het privéleger van de nationaalsocialistische partij. Hierbij krijgt hij onder meer klappen met gummiknuppels op zijn hoofd en rug.
Alfred Ingwer komt na een drietal dagen vrij, maar vreest dat de Gestapo hem alsnog zal oppakken en naar een concentratiekamp zal sturen. Onderduiken bij vrienden biedt slechts een voorlopige oplossing. Daarom vlucht hij in september 1936 naar België. Hij vindt onderdak in de Consciencestraat 21 in Antwerpen. In de Scheldestad heeft hij zeker contacten met de Belgische Werkliedenpartij (BWP), die hem als een politieke vluchteling beschouwt. Zijn doel is naar eigen zeggen Zuid-Amerika, waar hij familieleden heeft. De Belgische Openbare Veiligheid spoort hem aan om werk te maken van zijn doorreis, maar voorlopig maakt hij geen aanstalten. Intussen komt ook zijn moeder Antonia Herz naar België.
Alfred Ingwer en zijn moeder hebben het niet breed. Ze moeten leven van hun weinige eigen geld en van de steun die ze ontvangen, onder meer via de BWP. Ook raken ze in ons land betrokken bij een oplichtingszaak rondom de oprichting van een ijssalon. Einde 1937 verdwijnen ze uit Antwerpen en duiken ze wellicht onder in Brussel.
Uit naoorlogse documenten blijkt dat Alfred Ingwer waarschijnlijk in het voorjaar van 1939 in Parijs belandt en in de herfst van dat jaar in Genève. De oorlog brengt hij door in verschillende vluchtelingenkampen in Zwitserland. In de lente van 1945 wijkt hij uit naar Milaan, waar hij zeker in 1951 nog verblijft en als vertegenwoordiger werkt. Hij heeft dan nog steeds de intentie om uit te wijken naar Brazilië, Colombia of Venezuela, maar beschikt niet over de nodige middelen voor de reis. Het is niet duidelijk wat er verder van hem is geworden.
(lees verder onder afbeelding)
Een verhaal van vroeger en nu
Deze drie verhalen werpen een licht op de ervaringen van andere vluchtelingen voor het naziregime in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog. Friedrich Wilhelm Wember, Wilhelm Hellwig en Alfred Ingwer zochten toevlucht in Antwerpen voor een veilige doortocht of verblijf. Het verhaal van hun vlucht uit nazi-Duitsland illustreert de obstakels waar vluchtelingen mee geconfronteerd werden, maar ook de tijdloze aard van de vluchtelingenproblematiek.
Ook nu dwingt de dreiging van oorlog, geweld of vervolging vele mensen om hun thuisland te ontvluchten. Om de publieke aandacht op deze kwestie te blijven vestigen, riepen de Verenigde Naties 20 juni uit tot Wereldvluchtelingendag. De boodschap van die dag is dat de mens het universele recht heeft om veiligheid op te zoeken.