Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust

27 januari is het International Holocaust Remembrance Day, ofwel Internationale Herdenkingsdag voor de Holocaust. Die datum is geen toeval. Op 27 januari 1945 bevrijdde het Rode Leger het vernietigingskamp van Auschwitz-Birkenau.

De wereldwijde herdenking van de Holocaust op 27 januari is een nog vrij jonge traditie. De officiële beslissing over de International Holocaust Remembrance Day nemen leiders van over de hele wereld op 1 november 2005. Dat doen ze bij unanimiteit tijdens een Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York.

27 januari 1945: Auschwitz-Birkenau

Op 27 januari 1945 staat het Sovjetleger voor de poorten van Auschwitz-Birkenau. Op dat moment is het kamp al meer dan een week verlaten door de SS-autoriteiten. Die kregen in de weken voordien het order uit Berlijn om geen bewijsmateriaal achter te laten.

De toegangspoort tot Auschwitz - Birkenau.

De toegangspoort tot Auschwitz - Birkenau (Wikimedia Commons)

De Duitse bevelhebbers aarzelen niet - het Rode Leger is in aantocht - en brengen grootschalige vernielingen aan. Terzelfdertijd start de kampleiding ook met de ontruiming van het kamp. Enkel gevangenen die nog in staat zijn om zich te verplaatsen, haalt men uit het kamp. Wie te ziek, zwak of stervende is, laat men achter. Het resultaat is een massale uittocht van 56 à 58.000 gevangenen naar andere kampen. Historici schatten dat iets minder dan de helft van de gevangenen deze dodenmars niet overleeft. Tijdens de dodenmars moeten de gevangenen de aanhoudende vrieskou en zware fysieke inspanningen trotseren. Velen zijn zo verzwakt door het kampregime dat ze daar niet tegen opgewassen zijn. Wie de colonne vertraagt, niet kan volgen of probeert te vluchten, krijgt onderweg de kogel. Het Duitse bevel laat er geen twijfel over bestaan: geen bewijzen, geen getuigen.

Bij aankomst in het kamp in Auschwitz-Birkenau treft het Sovjetleger nog zo’n 9000 achtergebleven kampgevangenen aan. Ze zijn er zo erg aan toe dat zij sowieso geen schijn van kans maakten tijdens de ontruiming, zo redeneerde de kampleiding. De sterk verzwakte gevangenen zijn vanaf dan vrij. Maar dat betekent niet dat er aan hun lijden meteen een einde komt. De Sovjettroepen zijn niet voorbereid op wat ze aantreffen. Het zal nog dagen duren voor ze de eerste veldhospitalen installeren en de noodzakelijke eerste medische zorgen verlenen. Voor heel wat slachtoffers komt die hulp te laat.

Eén van de zieken die de SS’ers in het kamp achterlaten tijdens de ontruiming is de Italiaan Primo Levi. 

Hij strijdt in de ziekenboeg tegen roodvonk en slaagt erin de gruwel te overleven. Na de oorlog schrijft hij één van de bekendste en meest gelezen kampgetuigenissen: ‘Se questo è un uomo’, in het Nederlands beter bekend als ‘Is dit een mens’. Levi beschrijft gedetailleerd de bewuste dagen tussen de evacuatie van het kamp en de bevrijding ervan door het Rode Leger.

‘Allemaal zeiden we elkaar dat de Russen nu gauw, ogenblikkelijk, zouden komen: allemaal beweerden we dat, allemaal waren we er zeker van, maar niemand was in staat het ten volle te bevatten. Omdat je het in het Lager (kamp) afleert om te hopen en ook omdat je het vertrouwen in je eigen oordeel verliest.’

(…)

‘Net als je vreugde, angst, lijden zelfs moe wordt, word je ook wachten moe. Toen het 25 januari was geworden en er acht dagen voorbij waren gegaan sinds we van die gruwelijke wereld, die niettemin een wereld was, waren afgesneden, waren de meesten van ons zelfs voor wachten te uitgeput.’

Boekcover 'Is dit een mens' van Primo Levi.

‘Is dit een mens’ – Primo Levi (Wikimedia Commons)

27 januari 1945: Antwerpen

In 1944 verklaarden de Duitse politiediensten Antwerpen ‘Judenrein’. De weinige Joden die eind januari 1945 nog in Antwerpen verblijven, konden uit de handen van Duitse agenten en hun lokale collaborateurs blijven omdat ze onderdoken. Nu de stad is bevrijd, kunnen zij hun schuilplaatsen verlaten. In de weken en maanden na de bevrijding keren ook andere gevluchte Joden terug naar de Scheldestad. Onder impuls van enkele sterke figuren uit het Joods verzet proberen zij zich te organiseren. De noden zijn groot: het zoeken naar verdwenen familie en vrienden, het proberen recupereren van verdwenen goederen, het vinden van levensmiddelen.

Een belangrijke rol in de wederopbouw van het Joodse leven in Antwerpen vervult de Joodse verzetsstrijder Jozef Sterngold. 

Sterngold is actief in het Joodsch Verdedigingscomiteit, een organisatie die na de oorlog omgedoopt wordt tot Comité ter Verdediging van de Joodsche Belangen. In zijn naoorlogse memoires beschrijft hij de vele problemen die daarbij komen kijken. Eén daarvan is huisvesting. Zo blijken huizen van Antwerpse Joden zeer vaak ingenomen door andere vluchtelingen, oorlogsslachtoffers of zelfs vroegere buren. Heel wat huizen zijn ook leeggehaald door Duitse politiediensten, collaborateurs of andere Antwerpenaren. Bovendien eist het Britse geallieerde bestuur in de stad de resterende leegstaande huizen op, ook die van Joden, voor de daar gestationeerde geallieerde soldaten.

Sterngold: ‘Mijn eerste zorg na de bevrijding gold mijn beschermelingen die hier ter stede op onderduikadressen leefden. De meesten uitten de wens zo vlug mogelijk weer een normaal leven op te bouwen. Maar waar naartoe? De woningen waren immers stelselmatig leeggeplunderd en de meubelen, have en goed waren naar Duitsland gestuurd. De woningen waren door niet-Joden bezet, ter beschikking gesteld voor wie door de geallieerde bombardementen geteisterd werd.’

Portret van een man met snor

Jozef Sterngold (collectie Kazerne Dossin)

Samen met andere nabestaanden in Antwerpen proberen de Joodse overlevenden de moed erin te houden. De onzekerheid, de onwetendheid en de schrik zijn eind januari 1945 vreselijk om dragen. De meesten onder hen tasten nog in het duister over het lot van familie, vrienden en lotgenoten. Maar de eerste berichten in kranten doen het ergste vermoeden. Niet veel later sijpelen er meer systematisch berichten door over de gruwel van de kampen.

Historica Veerle Vanden Daelen (Kazerne Dossin) omschrijft dit treffend in haar studie over de heropbouw van de Joodse gemeenschap in Antwerpen.   

Historica Veerle Vanden Daelen: 'De Joodse slachtoffers waren psychisch totaal in de war. Zij kampten met onzekerheid over het lot van familie en vrienden, schuldgevoelens over het overleven en de trauma’s van de kampen en het onderduiken. Hier was veel meer nodig dan eten en drinken.’

Boekcover 'Laten we hun lied verder zingen'

Boekcover van 'Laten we hun lied verder zingen. De heropbouw van de joodse gemeenschap in Antwerpen na de Tweede Wereldoorlog (1944-1960)', Veerle Vanden Daelen, Amsterdam, 2008

Eind januari 1945 is Antwerpen vijf maanden vrij van Duitse bezetting. Maar de oorlog is nog steeds niet gedaan. Door de Duitse V-wapens leeft de Sinjoor nog elke dag in angst. Zo treffen op 27 januari 1945 niet minder dan twaalf V-bommen het grondgebied van Groot-Antwerpen. Er vallen gelukkig geen dodelijke slachtoffers. Maar veel reden tot gejuich is er niet. Want een dag later treffen V-bommen de stad opnieuw en tellen de ordediensten maar liefst 48 burgerslachtoffers.  

De lente van 1945: een moeilijke terugkeer

De gruwel van de kampen krijgt pas echt een gezicht wanneer Joden en andere gedeporteerde Antwerpenaren uit de kampen terugkeren. De meesten arriveren in de lente van 1945 in Antwerpen-Centraal. Een hulppost van het Rode Kruis is mee verantwoordelijk voor de opvang. In maart en april 1945 biedt het Rode Kruis hulp aan respectievelijk 162 en 3790 mensen. In mei en juni lopen de cijfers hoog op tot 19.391 en 9935 teruggekeerden. Vanaf juli 1945 dalen de aantallen opnieuw af (3109). De cijfers zijn geenszins volledig, maar illustreren de chronologie van de repatriëring in de lente en zomer van 1945 wel zeer goed. 

Eén van die overlevenden is de 20-jarige Antwerpse Jood Tobias Schiff. 

Hij schrijft in ‘Terug naar de plaats die ik nooit heb verlaten’ over zijn terugkeer naar Antwerpen vanuit concentratiekamp Bergen Belsen. Daar is hij uiteindelijk beland na een lange lijdensweg via onder meer Auschwitz-Birkenau en Kamp Dora. Eens aangekomen in Mol brengt een taxi hem naar Antwerpen-Centraal. Over zijn aankomst in het station schrijft hij: ‘Daar gaven de mensen ons geld. Omdat we onze kampkleren nog droegen. Er waren er die huilden toen ze ons zagen.’ Op weg naar het Joods kwartier en de Tachkemoni-school wordt hij al snel herkend. Niet veel later trekt hij naar Brussel om er zich bij zijn familie te vestigen.  

Twee mannen in een plunje

Tobias Schiff (links) bij zijn terugkeer in Antwerpen (collectie Kazerne Dossin)

Voor heel wat teruggekeerde Joden is de periode van de repatriëring er een van gemengde gevoelens. Er heerst opluchting en vreugde omdat er een einde is gekomen aan de oorlog. Maar evenzeer dringt het verlies van familie, vrienden en kennissen door. Daarbij komt nog dat de terugkeer naar België niet voor iedereen even vlot verloopt. Sommigen, zoals verzetsstrijder Leopold Flam die zijn deportatie naar kamp Buchenwald overleeft, zijn binnen de twee weken thuis. Maar voor anderen geldt een langere wachttijd. Zeker voor Joden die niet over de Belgische nationaliteit beschikken of ‘statenloos’ zijn, kan het lang duren door de identiteitscontroles. Bovendien zijn ook de reisomstandigheden in het door oorlog verwoeste Europa lang niet altijd optimaal.

Het verhaal dat Israel Rosengarten optekent over zijn repatriëring naar België getuigt daarvan. 

Rosengarten zit gevangen in Buchenwald wanneer Amerikaanse soldaten op 11 april het kamp bevrijden. Als enkele weken later de evacuatie start, krijgt hij te horen dat hij per vliegtuig terug naar België kan: ‘Ik was heel opgewonden, klaar om te vertrekken en vaarwel te zeggen tegen dit onheilsoord. Maar vlak voor de trap naar het vliegtuig kwamen de Belgische chefs (…) tot de conclusie dat ik niet mee mocht. (…) De reden was dat ik niet duidelijk genoeg een Belg zou zijn geweest. Ik was geregistreerd als zijnde afkomstig uit België, maar omdat mijn vader uit Polen kwam, begonnen de chefs mijn nationaliteit toch in twijfel te trekken.’
Uiteindelijk blijft Israel Rosengarten nog twee weken langer ter plaatse. Pas later brengt een trein (‘een goederentrein van schamele, afgedekte lastwagons’) hem naar Namen en vervolgens Brussel-Zuid. Pas eind 1946 beslist de dan 20-jarige Israel Rosengarten om opnieuw naar Antwerpen te komen. Hij vestigt zich in de Bloemstraat: ‘Eén deurtje verder van waar ik als kind al gewoond had in 1930.’

Identiteitsdocument van een man

Identiteitskaart Israel Rosengarten 1945 (uit: Israel Rosengarten 'Overleven. Relaas van een zestienjarige Joodse Antwerpenaar', Antwerpen, 1996)

Cookies opgeslagen