Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

“Het beeld van de Joodse Raden is niet zwart-wit”

Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden in heel wat landen organen opgericht die de Joodse gemeenschap vertegenwoordigen. Dat gebeurt op last van de Duitse bezetter. Vaak worden deze organen Joodse Raden genoemd. Na de oorlog worden de leiders van de Joodse Raden beticht van ongeoorloofde samenwerking met de Duitsers. Vergelijkend onderzoek toont aan dat de realiteit complexer is dan dat.

Van West-Europa over Duitsland tot de bezette delen van de Sovjet-Unie en Noord-Afrika: het fenomeen van de Joodse Raden komt op vele plaatsen voor. Ook in België is er een Joodse Raad, met onder meer een lokale afdeling in Antwerpen. De Duitse bezetter gebruikt deze raden om anti-Joodse maatregelen te communiceren naar de Joodse gemeenschap. Ook wil men hiermee de verschillende groepen binnen de vaak versplinterde gemeenschap centraliseren. Dr. Laurien Vastenhout (NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Amsterdam) doet onderzoek naar de Joodse Raden. In 2022 is van haar een boek verschenen waarin ze de situaties in Nederland, België en Frankrijk met elkaar vergelijkt.

“Van bij de oprichting van de Joodse Raden is er heel veel controverse, zowel binnen als buiten Joodse gemeenschap. Men vraagt zich af of men moet samenwerken met de Duitsers”, vertelt Laurien Vastenhout. “Na de oorlog wordt er heel moralistisch gekeken naar het functioneren van de Joodse Raden en naar hun voorzitters. Hannah Arendt zegt in de jaren 60 heel duidelijk dat er minder slachtoffers zouden zijn gevallen zonder medewerking van de Joodse Raden met de Duitse bezetter. Later komt er wel meer nuance, maar blijft men zich beperken tot onderzoek van de situatie in een bepaald land. Terwijl er net een heel ander beeld naar voren komt als je de heel uiteenlopende contexten in verschillende landen met elkaar vergelijkt. Het is binnen die contexten dat de Joodse Raden opereren en keuzes moeten maken. Ik wil die keuzes niet beoordelen, dat is volgens mij niet de taak van historici. Ik wil kijken waarom bepaalde keuzes werden gemaakt.”

Enkele personen zitten, waarvan er sommigen schrijven. Enkele anderen staan recht.

Een van de vele administratieve afdelingen van de Joodse Raad voor Amsterdam, 1942. © NIOD/De Haas familie

Razzia’s vermijden

De Joodse Raden geven de Duitse bezetter een aanspreekpunt binnen de Joodse gemeenschap. De steeds verder gaande anti-Joodse maatregelen worden via de raden bekendgemaakt binnen de gemeenschap. Maar de leiders van de raden hebben in het begin van de oorlog een heel andere doelstelling voor ogen, zegt Laurien Vastenhout. “Ze willen een hulporganisatie voor de Joodse bevolking vormen. Door de anti-Joodse maatregelen kunnen Joden geen beroep doen op onderwijs, sociale zorg of ziekenzorg. Tot diep in de oorlog blijven de Joodse Raden hulp bieden. Daarnaast roepen ze in zowel België als Nederland Joden op om gehoor te geven aan het Arbeiteinsatz Befehl (een bevel tot dwangarbeid – red.). Gebeurt dat niet, dan dreigen de nazi’s met razzia’s. Dat Joden zomaar van straat zouden worden geplukt en gedeporteerd, is een schrikbeeld voor de Joodse Raden. Daarom moedigen ze Joden aan om gehoor te geven aan de oproepen.”

De leiders van de Joodse Raden hebben niet in elk land hetzelfde profiel. Abraham Asscher en David Cohen, de voorzitters van de Nederlandse Joodse Raad, hebben voor de oorlog al representatieve functies in de maatschappij. In België is de situatie anders, schetst Laurien Vastenhout. “Daar is het grootste deel van de Joodse leiders gevlucht bij het uitbreken van de oorlog. Salomon Ullman wordt in dat leiderschapsvacuüm de eerste voorzitter van de Belgische Joodse Raad. Hij komt uit Antwerpen en heeft een verleden als rabbijn in een marginale, ultraorthodoxe gemeenschap. Al snel wordt hij ook tot opperrabbijn benoemd, al wil hij dat zelf niet. Na de oorlog vertelt hij dat hij zich geen vertegenwoordiger van de Belgische Joodse gemeenschap voelt. Die is dan ook enorm versplinterd. Ook de voorzitter van de Antwerpse afdeling van de Joodse Raad, sigarenfabrikant Maurice Benedictus, heeft heel weinig connecties binnen de Joodse gemeenschap en heel weinig leiderschapservaring. Na zowat een jaar nemen beiden ontslag. Dat de deportaties beginnen en de samenwerking met de Duitsers heel ingewikkeld is, speelt daarin mee. Maar volgens mij voelen ze zich ook gewoon niet representerend voor de gemeenschap. Na hun aftreden duurt het een hele tijd voor er vervangers worden aangeduid.”

Man in uniform poseert

Salomon Ullmann, de eerste voorzitter van de Vereeniging der Joden in België (VJB) in militair uniform, 1933. © Joods Museum van België, Brussel

Gemeenschapsbelang

Laurien Vastenhout behoedt er zich voor om de acties van de leiders van de Joodse Raden met een 21ste eeuwse blik te beoordelen. “Uiteraard zien ze dat de situatie steeds penibeler wordt. En dat er steeds minder ruimte is voor het doel om Joodse gemeenschap te beschermen. Maar het alternatief is dat de Duitse bezetter de vrije hand zou krijgen en mensen van straat zou plukken. Voor de Nederlandse Joodse Raad is deportatie naar het concentratiekamp van Mauthausen het ergste wat iemand kan overkomen. Ik wil het woord collaboratie dan ook niet gebruiken, want voor mij is dat een actie uit eigenbelang. En vele documenten, bronnen en getuigenissen tonen aan dat voor de leiders van de Joodse Raden het gemeenschapsbelang altijd de belangrijkste drijfveer blijft, hoe ingewikkeld de situatie ook is.” 

Het aantal slachtoffers van de Holocaust verschilt sterk van land tot land. Van de Joden die in België leven bij het begin van de oorlog, sterft ongeveer 40%. In Frankrijk gaat het om 25% van de Joodse bevolking, in Nederland om 75%. Die grote verschillen zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de respectievelijke Joodse Raden er meer of minder in slagen om deportaties te vermijden. Maar het verhaal is ingewikkelder dan dat, waarschuwt Laurien Vastenhout. “Nederland is zogenaamd tolerant naar minderheden en kent voor de oorlog relatief weinig antisemitisme. Toch wordt net 75% van de Joden uit Nederland vermoord. Maar je moet naar de context kijken. De drie landen die ik heb onderzocht, kennen een verschillende bezettingsstructuur. De rol van de SS is ook anders in elk land. Het is onmogelijk om te zeggen wat de impact is van de Joodse Raden op het aantal vermoorde Joden. En volgens mij is het ook geen zinvolle vraag.”

“De complexiteit zit niet alleen in de verschillende bezettingsstructuren, maar ook in het begrijpen van de beweegredenen van de leiders van de Joodse Raden. In Nederland voelen die zich héél erg verantwoordelijk voor de Joodse gemeenschap. Ze kunnen makkelijk onderduiken of vluchten, maar ze blijven. En hoewel de Joodse Raden samenwerken met de Duitse autoriteiten, vervullen heel wat functionarissen in verschillende landen ook een rol binnen de illegaliteit of spelen ze informatie door. Ze weten immers precies wat de Duitsers van plan zijn. Zeker in België hebben sommigen een echte dubbelrol, in de Joodse Raad en in de verzetsorganisatie Joods Verdedigingscomité. Het is zelfs op vraag van het verzet dat bepaalde mensen actief blijven binnen de Joodse Raad omwille van hun toegang tot informatie. Het beeld is dus zeker niet zwart-wit.” 

Het boek Between community and collaboration. ‘Jewish Councils’ in Western Europe under Nazi Occupation van Laurien Vastenhout verschijnt binnenkort in het Nederlands.

Cover van het boek 'Between community and collaboration'

Cookies opgeslagen