Direct naar inhoud

Hoog contrast

Hoog contrast

De CRAB-jongeren: een vergeten groep?

Een treinticket, een vlag en een notitieboekje. Op het eerste zicht hebben deze objecten weinig gemeen. Het zijn drie relicten van een bewogen reis door Frankrijk. Ze behoren toe aan Henri Verheyen, Joseph Perck en Antoine Van Gaal, drie Antwerpse jongens die zich in mei 1940 moeten aanmelden als reserve-rekruten. Hun dochters hebben de objecten bewaard en hun verhaal verteld aan het MAS. En dat is een andere opvallende gelijkenis.

Op de ochtend van 10 mei valt het Duitse leger België binnen. Het is het startsein voor de Belgische overheid om een bevel tot vertrek uit te vaardigen voor alle jongens tussen de 16 en 35 jaar die om allerlei redenen nog geen legerdienst hebben gedaan. In het totaal zijn dat ongeveer 300.000 jongens. Het doel is simpel. Niemand weet hoelang de oorlog zal duren en België wil een legerreserve aanleggen. De jongens moeten zich begeven naar Rekruteringscentra van het Belgisch Leger (RCBL). Eigenlijk is deze groep beter bekend onder de Franse afkorting van deze verzamelcentra: CRAB (Centres de Recrutement de l’Armée Belge).

De eerste dagen zijn gekenmerkt door chaos en improvisatie. In auto’s, treinen en met de fiets vertrekken jongeren op eigen houtje naar West-Vlaanderen. De geïmproviseerde rekruteringscentra kunnen de toeloop niet aan. De Duitse opmars gaat verder en op 14 mei volgt het bevel om naar Frankrijk uit te wijken. Zo’n 100.000 jongeren kunnen uiteindelijk naar Zuid-Frankrijk afreizen waar hun lot in de handen ligt van het Belgische leger. De meeste CRAB-jongeren krijgen nooit een opleiding tot soldaat. Hun wekenlange verblijf in Zuid-Frankrijk is vooral gekenmerkt door verveling, hitte en heimwee naar huis. 

Handgeschreven tekst in boekje

Het notaboekje van Antoine Van Gaal (collectie MAS, Stad Antwerpen, MAS.0314.026.003.1-2)

‘Duce, ik kom terug’

Antoine Van Gaal is 18 in mei 1940. Zijn notaboekje heeft tot doel ‘het min of meer weergeven van mijn ideeën en gevoelens’. Het boekje is bestemd aan zijn verloofde Maria Belloy die hij de ‘Duce’ noemt. En dat valt eraan te werken, elke pagina is een liefdesverklaring en sluit hij af met ‘Duce, ik kom terug’. Het wordt een soort motto in de rest van het boekje. Alsof hij vooral zichzelf probeert te overhalen van een goede afloop. Over zijn parcours en ervaringen vertelt hij weinig. Zijn eerste nota is van 24 mei 1940: ‘Ik voel me sinds verscheidene dagen zeer eenzaam. Ik heb verschrikkelijk heimwee.’ Op 25 mei komt Antoine met de trein aan in Toulouse, de verzamelplaats voor de gerekruteerde Belgische jongens. Hij wordt samen met 250 andere jongens in een school ondergebracht.

Het uitblijven van elk nieuws van het thuisfront houdt Antoine elke dag bezig. Pas op 3 juni kan hij een eerste brief naar huis schrijven. Het is treffend voor de onzekerheid van de jongeren. In groepjes worden ze opgeroepen, ze worden ingeschakeld in de oorlogsindustrie, de landbouw en de militaire strijd. Na ongeveer twee weken in de school in Toulouse moet ook Antoine samen met een veertigtal andere jongens vertrekken. Ze weten niet naar waar. Ze komen aan in Noord-Frankrijk, dicht bij de frontlinie. Wat volgt zijn bange dagen, de oorlog komt erg dichtbij. Ze zouden het Franse leger moeten ondersteunen, maar daar komt weinig van in huis. Elke dag moeten ze vluchten voor optrekkende Duitse troepen en dekking zoeken voor bombardementen. Als ze zich overgeven op 21 juni is dat voor Antoine een grote opluchting. Eindelijk kan hij terug naar huis. Op 2 juli komt hij aan bij zijn geliefde Maria.

Een koppel wandelt over straat

Het jonge koppel Maria Belloy en Antoine Van Gaal (collectie Inge Van Gaal)

Het grootste scoutskamp

Joseph Perck is 17 jaar en actief bij de scouts. Op 13 mei vertrekt hij met een aantal medescouts richting Frankrijk. Per fiets en trein komt ook hij aan in Toulouse. Hij wordt opgevangen door Franse scouts in een tijdelijk verzamelkamp. 

De Belgische capitulatie op 28 mei verandert de houding van de Fransen tegenover de Belgische jongeren. Ze worden vijandiger, want de Belgische jongens zouden nooit meer soldaat worden. Ook Joseph wordt in Toulouse door Fransen uitgejouwd als verrader. Enkele weken later geeft ook het Franse leger zich over en verdwijnt de spanning grotendeels. Op  5 juni vertrekt Joseph naar de kleine gemeente Mauvezin, waar een groot kamp word opgericht waarvan de organisatie volledig in handen is van scouts. De Belgische CRAB-jongeren worden er hiërarchisch ingedeeld. Joseph maakt deel uit van het cantonnement Astrid: Compagnie 500, peloton 2, section 2. Zo staat het ook op de vlag die Joseph zijn hele leven bewaard als aandenken. 

Vlag met opschriften

De vlag van het cantonnement Astrid: Compagnie 500, peloton 2, section 2 waartoe Joseph Perck behoorde (collectie Hanni Perck)

Scouts worden ingezet om de organisatie van de Belgische jongeren in Frankrijk mee bol te werken. Het kamp in Mauvezin is daar het extreemste voorbeeld van. In Zuid-Frankrijk worden verschillende kampen opgericht om de Belgische jongeren op te vangen. Er is vaak onvoldoende eten en de bewaking is wisselend. Andere jongens vinden onderdak bij burgers.  

Op 1 augustus komt het verlossende nieuws voor Joseph: ze mogen weer naar huis! Er worden speciaal treinen ingelegd om alle Belgische jongens thuis te krijgen.

Een treinticket naar huis

Henri Verheyen is 19 jaar als hij richting Frankrijk vertrekt. Hij kan meerijden met vrienden, maar gaat al snel alleen verder als ze zijn geld vragen. Vanaf Bordeaux neemt hij de trein tot in Toulouse. Daar wordt hij ondergebracht in een sporthal. Al snel gaat de reis verder, deze keer richting Nancy. De trein doet er vier dagen en vier nachten over om aan te komen. Samen met een aantal andere Belgische jongeren wordt hij bij boeren rond Nancy geplaatst waarvan de zonen aan het front zijn. Ze moeten er werken voor kost en inwoon. Henri moet de paarden verzorgen. In groep reizen ze daarna door naar Zwitserse grens, hun korporaal blijft achter in Frankrijk. In het Zwitserse bergdorpje La Tour-de-Trêmes schrijft hij eind juni een brief aan zijn moeder, twee zussen en nichtje. “Van werken is er tot hier toe nog niets gekomen, daar er geen vraag is naar werkvolk. Het is hier een schoone streek, n.l. Gruyère (de beroemde kaas.) en midden in de besneeuwde bergtoppen. Wij hebben hier dus goed leven en komen niets te kort.”

Henri wordt als vluchteling behandeld in Zwitserland. Hij leeft er rustig, maar in grote onzekerheid over een mogelijke terugkeer. Na veel valse beloftes kan hij op 12 september vanuit het Franse Annecy een trein richting België nemen. Het ticketje bewaart hij. Aan zijn meter schrijft hij in een brief: ‘Dat ik dit jaar zoo’n groote reis zou maken, had ik niet gedroomd.’ 
 

Oud treinticket

Het treinticket waarmee Henri Verheyen vanuit Annecy weer naar huis reisde (collectie Annie Verheyen)

Vergeten groep?

Antoine, Joseph en Henri komen veilig weer thuis. Het is een avontuur geweest, maar zeker geen plezierreis. In recordtempo moeten ze opgroeien en verantwoordelijkheid nemen. De CRAB-jongeren tellen ook dodelijke slachtoffers: 400 Belgische jongens komen om tijdens de woelige maanden. De erkenning van de groep kwam er pas zeer laat, in 1990.

Antoine maakt dat moment nooit mee. Hij wordt in de zomer van 1940 herenigd met zijn verloofde, maar het noodlot slaat toe op 9 september 1944. Tijdens de bevrijdingsgevechten in de stad wordt hij geraakt door de inslag van een bom en sterft.
 

Cookies opgeslagen